Examen Boordeling

De mate waarin niet of niet goed uitgevoerde handelingen bij de beoordeling betrokken worden, is afhankelijk van een de volgende AEX factoren:

A de aard

Met de aard wordt de concrete handeling of nalatigheid bedoeld.

E de ernst

Met ernst wordt bedoeld de mate waarin bij de uitvoering van een handeling (of het niet voldoen aan een bepaalde verplichting) wordt afgeweken van het voorgeschreven gedrag.

 X het aantal malen

Bij het aantal malen is het van belang dat de betreffende handeling, in relatie tot het onderdeel, vaak of minder vaak in het examen aan de orde komt of kan komen.

Bij de beoordeling van gedrag worden tevens de eventueel bijkomende factoren als weg-, weer- en verkeersomstandigheden in overweging genomen. Daarbij is het dus mogelijk dat afwijkend gedrag in bepaalde omstandigheden toch als acceptabel wordt beschouwd.

Voor de beoordeling van de rijvaardigheid is het totaalbeeld van het examen van belang. Daarbij staat de vraag centraal of het verantwoord is de kandidaat zelfstandig aan het verkeer te laten deelnemen. De examinator zal dit nadrukkelijk bij zijn eindafweging betrekken.

Daardoor is het mogelijk dat, hoewel één of misschien zelfs meerdere onderdelen niet op de juiste wijze zijn uitgevoerd, de algehele prestatie van de kandidaat van dien aard is dat deze toch rijvaardig kan worden verklaard.

Indien echter bij de eindafweging alle relevante aspecten zijn betrokken en de examinator één of meer onderdelen als onvoldoende aanmerkt, betekent dit tevens dat het eindresultaat van het examen onvoldoende is. De kandidaat is dan gezakt.